Kan je een beknopte introductie geven van het maatschappelijk betrokken studentproject dat je hebt opgezet en uitgevoerd?
‘Ik heb onderzoek gedaan naar diversiteit en processen van uitsluiting onder jongeren met een migratieachtergrond in de Slaaghwijk, een wijk in Leiden-Noord. Concreet betekent dit dat ik heb gekeken naar hoe die jongeren de kaders van hun eigen groep vormgeven. Wie hoort erbij en wie hoort daar niet bij. Daarnaast maakte ik een analyse van de alledaagse situaties waarin zij zelf het gevoel hebben er niet bij te horen of juist weer wel bij te horen. Ik was vooral geïnteresseerd in de motivering van keuzes die de jongeren maken. Dit kwam voornamelijk voort uit het gevoel dat er veel óver de jongeren in de Slaaghwijk wordt gesproken, maar betrekkelijk weinig mét hen. Ik wilde met hen in gesprek gaan en hun verhaal ophalen. Om daar zicht op te krijgen ben ik drie maanden lang met die jongeren gaan voetballen op straat en in de zaal. Daarnaast ben ik aangesloten bij diverse activiteiten van Jongerenwerk Leiden. Zo heb ik een relatie opgebouwd met de jongeren uit de Slaaghwijk.’
Hoe ben je tot dit idee gekomen? Hoe wist je dat de Slaaghwijk de juiste wijk voor dit project was?
‘Dat is tweedimensionaal. Chrissie van der Meijden en Jeroen Straathof van de Gemeente Leiden zaten met een aantal maatschappelijke vraagstukken met betrekking tot de Slaaghwijk waarbij de aanpak van overlast gevende jongeren met een migratieachtergrond een onderwerp was dat bovenaan de prioriteitenlijst stond. Daarnaast had ik tijdens mijn master al aangegeven bij Dr. Erik de Maaker dat ik geïnteresseerd ben in groepsidentiteit bij mensen met een migratieachtergrond. Daarin heeft hij de koppeling gemaakt. Toen zijn wij samen in gesprek gegaan met Gemeente Leiden en in dialoog gekomen tot het concrete onderzoek.’
Op de manier waarop je het beschrijft heeft de universiteit een grote rol gespeeld bij het opzetten van dit project?
‘Ja zeker. Erik de Maaker heeft echt mijn interesses weten te koppelen aan de Gemeente Leiden. Dit was overigens ook de bedoeling vanuit mijn specialisatietraject Policy in Practice binnen de master Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie. Deze opleiding heeft met verschillende organisaties in binnen- en buitenland een samenwerkingsverband, waardoor masterstudenten onderzoek kunnen doen naar maatschappelijke kwesties en organisaties die zich daar mee bezig houden.’
Deze opleiding biedt dus een goede stimulans om studenten te verbinden aan een maatschappelijk thema?
‘Zeker! Het idee is dat het resulteert in een beleidsonderzoek, maar daarin werd wel benadrukt dat de onderzoeker heel erg vrij zou staan binnen de organisatie om zijn eigen onderzoek te leiden en niet exclusief de belangen van 1 partij dient te verwezenlijken.’
Voetbalkooi in Slaaghwijk
Toch ben ik nog erg benieuwd hoe je op het idee kwam om te gaan voetballen, aangezien het een onorthodoxe manier van onderzoek doen is binnen een universiteit?
‘Allereerst houd ik wel een van balletje trappen en ik had begrepen dat de jongeren in de Slaaghwijk voetbalfan waren en veel aan het voetballen zijn. Tevens veroorzaakte de voetbalkooi in de Slaaghwijk veel van de overlast. Ik zag daar een mooie manier om aansluiting te vinden en een mooie manier om het vertrouwen van die jongeren te winnen. Ik denk als je samen voetbalt, en je bent niet volledig dramatisch, dan ben je ook van toegevoegde waarde en dan is het minder gek dat je hun leven binnenvalt.’
Je bent gewoon op die voetbalkooi afgestapt? Hoe werd je opgevangen?
‘Ik ben een buitenstaander, maar dat doet er niet echt toe tijdens het voetballen. Daarnaast had ik goed contact met Jongerenwerk Leiden en zij waren blij om mij bij die activiteiten te hebben. Doordat ik een ‘stempel van goedkeuring’ van Jongerenwerk had was het helemaal prima dat ik erbij was.’
Jongerenwerk heeft het eerste voorzetje gegeven waardoor je die groep binnen kon komen?
‘Ik ben zelf op die jongens bij die voetbalkooi afgestapt en stond er dan ook alleen voor. Tijdens de activiteiten van Jongerenwerk kom je dezelfde jongens weer tegen en daardoor heb je meer contactmomenten. Gelukkig was Jongerenwerk comfortabel met mijn aanwezigheid en sloeg dat over op de jongens.’
Waren zij altijd enthousiast?
‘Nee, enthousiast wil ik het niet per se noemen. Ik denk sowieso dat er in de Slaaghwijk continu onderzoekers rondlopen die met mensen in gesprek proberen te gaan waardoor ik de zoveelste was. Daarnaast zei Jongerenwerk van joh ‘dit is Tommie, hij is onderzoeker en gaat een paar vragen stellen’ en sommige zagen dat als een uitdaging om mij aan de tand te voelen en anderen waren juist heel afstandelijk.’
Dit doet mij ook wel denken aan een van de uitkomsten van jouw onderzoek: dat alle organisaties in de Slaaghwijk het wel goed doen, maar dat er meer samengewerkt moet worden. Daarnaast zou het waardevol zijn om al die onderzoekers te bundelen.
‘Ja dat was wel iets wat zou helpen in deze wijk, als er een meer gezamenlijke lijn getrokken zou worden. Daarnaast denk ik dat deze wijk behoefte heeft aan meer continuïteit wat onderzoekers betreft, beter dan dat er om de drie maanden een nieuwe student komt.’
Wat zijn de lessen die je geleerd hebt uit het opzetten en uitvoeren van dit maatschappelijk betrokken studentproject?
‘Ik heb in ieder geval geleerd dat als je draagvlak wil creëren voor het onderzoek waarvoor je bezig bent, je mensen mee moet nemen in je onderzoek. Dat je je realiseert dat je als onderzoeker niet op een afstand staat. Het onderzoek is ook van hen.’
Niet alleen over hen schrijven, maar met hen schrijven?
‘Ja exact. Een gedeeld eigenaarschap van het onderzoek. Ik stap ergens binnen, maar ik ben dan wel onderdeel van een bepaalde context.’
Dit is de grootste les die je geleerd hebt?
‘Een andere les heeft met de praktische kant te maken. Uiteindelijk moest ik iets gaan doen met mijn bevindingen. Waar een partij behoefte aan heeft kan enorm verschillen. Als je praktijkgericht onderzoek doet, moet je je wel realiseren dat je niet voor een professor in Harvard aan het schrijven bent, maar voor een Leidse gemeenteambtenaar of een jongerenwerker die echt toepasbare aanbevelingen nodig heeft en vraagt. Daarnaast dwingt het je na te denken hoe het kan aansluiten bij het professionele leven en hoe je ervoor zorgt dat een onderzoek een concreet eindproduct oplevert voor een opdrachtgever. Dat waren waardevolle lessen. Ook heeft het mij doen inzien dat je als onderzoeker uit je ivoren toren moet komen en in dialoog met mensen moet gaan. Je steekt daar enorm veel van op en tevens laat het je zien waarvoor je het onderzoek doet.’
Wat een goede lessen! Hoe zouden de diverse maatschappelijke thema’s in het onderwijs verweven moeten worden volgens jou?
‘Ik vind dat een lastige vraag, want ik kan niet helemaal op de stoel van de docent zitten. Vanuit de universiteit gedacht denk ik dat er veel meer ingezet kan worden op eventuele samenwerkingen tussen studenten en maatschappelijke organisaties. Het blijft wel lastig, want je wilt niet het effect krijgen dat elk jaar honderden studenten los worden gelaten in een wijk en mensen voor de zoveelste keer lastigvallen.’
Hoe kunnen we dat effect tegengaan?
‘Wellicht onderbrengen in bestaande projecten. Misschien zijn er al PhD studenten die onderzoeken hebben lopen en daarbij ondersteuning kunnen krijgen van studenten. In ieder geval continuïteit genereren.’
Dat jouw onderzoek impact heeft gehad is wel duidelijk, maar kun je uitleggen op welke manier jouw project heeft bijgedragen aan de Leidse samenleving?
‘Daarin wil ik mij bescheiden opstellen, want het is moeilijk in te schatten. Ik heb maar drie maanden onderzoek kunnen doen. Ik hoop dat ik de jongeren in de Slaaghwijk het idee heb gegeven dat er een onderzoeker is die daadwerkelijk tijd en moeite heeft genomen om te praten met hen en van hen wilde leren. Daarnaast hoop ik dat mijn onderzoek goed is gevallen bij beleidsmakers binnen het onderwijs en dat het hen stimuleert om door te gaan met het koppelen van studenten aan maatschappelijke vraagstukken.’
Opvallend aan jouw onderzoek is de bottom-up onderzoekswijze. Je zei dat je hoopte dat je bij de jongeren een bepaald gevoel hebt opgeroepen. Denk je dat je dat dit is gelukt?
‘De jonge jongens die in de Slaaghwijk spelen hebben hele praktische wensen, bijvoorbeeld dat er een net bovenop de voetbalkooi komt. Dat ik daar met een knipoog aandacht aan kan schenken in een interview zoals dit, daar schieten zij iets mee op. Het grotere effect is lastig in te schatten, omdat het nog zo recent is.’
Logisch! Jouw onderzoek heeft al veel aandacht genoten. Hopelijk geldt hierbij ook dat een goed voorbeeld doet volgen. Wellicht is dat ook wel een mooi neveneffect van jouw onderzoek?
‘Als mijn onderzoek het voor elkaar krijgt dat toekomstige onderzoekers met de mensen in de Slaaghwijk in dialoog gaan en meer bottom up een onderzoek gaan aanpakken, dan is het heel mooi dat ik daaraan heb bijgedragen en hen heb geïnspireerd.’
Welke aspecten uit jouw maatschappelijke project hebben ertoe aangezet om verder te gaan als onderzoeker?
‘De relatie tussen de jongerenwerker en de risicojeugd hebben mij echt getriggerd. Bij Jongerenwerk Leiden werken ze met een Talentensysteem. Op jongere leeftijd hebben ze zicht op wie verantwoordelijkheid kan dragen en wie het een beetje goed doet in de vriendengroepen. Die geven ze verantwoordelijkheid en kan vervolgens activiteiten organiseren en op die manier doorgroeien middels een soort stage bij jongerenwerk. Als ze dan door willen gaan met dat werk hebben ze al zoveel ervaringen en connecties. Ik vond dat zo’n interessante werkwijze. De jongeren van jongerenwerk die daar een beetje de baas waren, waren jongeren die of waren opgegroeid in de Slaaghwijk of daar hadden gespeeld als tiener. Die dynamiek van de relatie tussen de jeugd en de jongerenwerker en wat ervoor nodig is om een goede jongerenwerker te worden, vind ik heel interessant om op voort te borduren. Verder denk ik, waar ik niet aan toe ben gekomen in mijn thesis, is wat er met meisjes gaande is in een wijk als de Slaaghwijk. Dat kwam niet aan bod en ik kon er eigenlijk ook niet echt informatie over krijgen behalve dat het gewoon goed ging. Toch kwam ik af en toe een jongerenwerker tegen wel zijn zorgen over deze meisjes uitte. Wellicht gaan er bij hen andere dingen fout.’
Heb je, vanuit jouw ervaring, adviezen voor studenten die ook graag een project willen opzetten rond een maatschappelijk thema in de stad Leiden?
‘Je kunt niet vroeg genoeg beginnen met het bedenken en opschrijven van je ideeën en het contacteren van de juiste personen om zo een netwerk op te bouwen. Je wilt niet tijdens de uitvoering bezig zijn met de opzet. Stap op mensen af, ga in dialoog, wees niet bang mensen achter hun broek aan te zitten als je iets nodig hebt. Je moet vooral zorgen dat waar je mee bezig bent aansluit op wat mensen nodig hebben. Je moet ze overtuigen dat ze daar beter van worden. Als je dat doet, dan word je met open armen ontvangen. Als je zoiets voor jezelf weet te creëren, creëer je ook ingangen en is je onderzoek waardevoller.’